Als geboren en getogen Amsterdamse heb ik natuurlijk altijd wel iets met Ajax gehad. Ik woonde als kind in de Transvaalbuurt en mijn grootouders in de Vrolikstraat. Als mijn vader met mij achterop de fiets na een bezoek aan mijn grootouders naar huis reed en een omweg maakte langs het oude Ajax-stadion, De Meer, wees hij altijd naar de gebouwen en speelvelden, die voorgoed op mijn netvlies zijn blijven staan.
Tijdens verjaardagen – in een blauwgerookte huiskamer, met blokjes kaas, mini knakworstjes en mosterd, en glazen met filtersigaretten op tafel – werden namen als Cruijff, Sjakie Swart, Nuninga en Keizer met kritisch Amsterdamse trots uitgesproken. Ik zong eerder ‘Op een slof en een oude voetbalschoen’ dan het Wilhelmus. Kortom, ik was een Amsterdams kind met een rood-wit hart.
In de jaren die volgden verloor ik de club nooit uit het oog, maar ik was met andere dingen bezig. Ik studeerde, ging in de Jordaan wonen, kreeg kinderen, trouwde, gaf les, ging schrijven, ik had het druk, stond vol in het leven en ... was nog nooit bij een wedstrijd van Ajax geweest.
Dat veranderde toen mijn zoon in de pubertijd kwam en Ajax-supporter werd. En niet zo’n beetje ook. Een Ajax-dekbed, Ajax-vlag, foto’s van zijn Ajax-helden aan de muur, van drempel tot plafond kleurde de muren van zijn kamer rood-wit. En natuurlijk spaarde hij voor een seizoenkaart.
Een zoon in de pubertijd, die niet meer de hele dag babbelde, op schoot kroop, mama als liefste vertrouweling zag, zie daar maar eens goed contact mee te houden. Hij ontwikkelde een leven los van zijn moeder, met boezemvrienden die nu, twintig jaar later, nog steeds zijn beste gabbers zijn.
Wedstrijd tegen NEC
Om mijn veertienjarige zoon te begrijpen en de band tussen ons stevig te houden, kondigde ik aan dat ik ook naar een wedstrijd van Ajax zou gaan. Dat mocht, maar niet in zijn vak alsjeblieft. Ik kocht kaartjes voor Ajax-NEC, dat op 25 januari 2004 zou plaatsvinden. In een ander vak natuurlijk, maar wel vooraan, zodat ik de wedstrijd goed zou kunnen volgen en er thuis ‘deskundig’ over mee zou kunnen praten. Ik nam een vriendin mee, kocht voor de ingang een Ajax-sjaal en nam plaats in het stadion.
Ik was vergeten dat mijn verstand van voetbal ver weg was gezakt. Ik was vergeten dat liefde die met de paplepel is ingegeven, na jaren niet meer zo automatisch in de bloedbaan circuleert. Ik was vergeten dat de ArenA klapstoeltjes heeft.
De wedstrijd begon. Mijn zoon kon ik tussen alle supporters niet ontwaren, dus ik richtte mij vol op de wedstrijd. Al bij de eerste kans op een doelpunt vloog ik omhoog. De bal was uit, ik ging weer zitten. Dacht ik. Op mijn plek vooraan, tussen honderden toeschouwers, die geen van allen omhoog waren geveerd want de kans was geen kans, zakte ik langs het omhoog geklapte stoeltje en belandde met mijn kont op de grond. Het hele vak had kunnen genieten van een vrouw van middelbare leeftijd, die om niets omhoog vloog en vervolgens op de grond stortte.
’s Avonds vertelde ik dit met het schaamrood op de kaken aan mijn zoon, en gelukkig konden we er samen hartelijk om lachen. Dat Ajax die dag met 1-0 van NEC had gewonnen, droeg bij aan de feestvreugde. Nu zijn we weer jaren later. Mijn driejarige kleinzoon Frenkie heeft net zijn eerste Ajax tenue gekregen. De liefde voor de club wordt weer via de bloedband doorgegeven.
Speelveld van de dood
En ik heb Ajax ook niet losgelaten. Dit jaar heb ik een thriller geschreven die zich afspeelt rond de ArenA. De thriller, Speelveld van de dood, is het vierde deel in de Kauffmann-thriller serie, en gaat over winnen en verliezen, voetbal, en bonafide en malafide praktijken in de sportwereld.
Als research heb ik me volledig verdiept in voetbal en Ajax. Ik heb alles wat los en vast zit gelezen over voetbal en over ‘mijn’ club. Ik mocht Frits Barend, professor in de Ajaxologie, de mannen van Ajax Showtime, en vele andere supporters vragen stellen. Ik heb mezelf een stoomcursus Ajax gegeven. En ben ik weer naar wedstrijden gegaan.
Bij de wedstrijd Ajax-PSV, op 3 februari van dit jaar, trok onder het gejuich en zingen van duizenden supporters, terwijl de muziek door de speakers schalde en ik naast mijn inmiddels volwassen zoon zat, het kippenvel over mijn hele lichaam. Euforie ten top. Omdat het een mooie wedstrijd was. Omdat de band met mijn zoon stevig is gebleven. Omdat ik weer even bij mijn vader achter op de fiets zat.
Hetty Kleinloog, 14 augustus 2024.
Speelveld van de dood ligt vanaf 9 september in de winkel of hier te bestellen!
Plaats reactie