In de rubriek 'Uit het Oog' spreekt Ajax Showtime met oud-Ajacieden die hun sporen tegenwoordig elders achterlaten. Uit het oog dus, maar niet uit het hart. In deel 36 Kofi Mensah, de spijkerharde Ghanees-Nederlandse verdediger uit eind jaren 90’.
Op tienjarige leeftijd wordt de kleine Kofi Mensah aangesproken door de grote Johan Cruijff bij zijn amateurclub Voorland, op steenworp afstand van Stadion De Meer. 'Volgend jaar speel je niet meer hier, dan speel je bij Ajax', roept Cruijff. Ajax en Cruijff houden woord, hetgeen Mensah op zijn beurt doet als hij Cruijff belooft om het eerste te halen.
Ik ontmoet Mensah in de voetbalkantine van Almere City, waar de voormalig Ajacied momenteel assistent is bij de Onder 17. Vandaag zijn de eindgesprekken met de jeugdspelers. Het is ook de dag na PSV-uit. Mensah breekt het ijs. 'Ik ben doodziek. Doodziek van wat er gisteren is gebeurd. En dan ook nog eens daar', opent Mensah, die doelt op het verloren kampioenschap in Eindhoven. Twee aspecten uit deze quote worden het komende uur meermaals bevestigd. Zijn liefde voor het spelletje is extreem, net als zijn winnaarsmentaliteit.
Kofi, hoe ben je hier bij Almere City terecht gekomen?
'Ik heb altijd van het spelletje voetbal gehouden. Mijn vrienden waren al langer bezig in het vak. Eerst was ik er zelf nog niet klaar voor. Maar toen ik Kiki Musampa aan het werk zag, wist ik dat ik ook wilde beginnen. Als assistent van Jason Oost houd ik mij nu hoofdzakelijk met de verdediging bezig. Elke dag probeer ik wat bij te leren. Maar het doet mij goed om elke dag op het veld te staan met die jongens.'
Dat klinkt goed! De eindgesprekken, waarin je sommige jongens slecht nieuws moet geven, lijken me een minder leuke kant van trainer zijn?
'Weet je wat het is? Zo’n eindgesprek heb ik zelf nog nooit meegemaakt. We hebben nooit een bespreking gehad over wie wel of niet doorgingen. Daar gingen wij al vanuit, dat we doorgingen naar het volgende team. Dan heb ik het over jongens als Musampa, Wooter en Melchiot. De gesprekken waren er wel, maar ik wist niet wat er besproken werd. Ik heb weleens gevraagd: waarom worden wij nooit geroepen? Later kreeg ik pas mee dat dit alleen was voor jongens die weg werden gestuurd.'
Merk je nog meer verschillen met jouw tijd?
'Er zijn grote verschillen. Kijk naar hoe weinig er buiten wordt gespeeld. Een talent kan zich ontwikkelen bij een club, maar in principe leer je voetballen op straat. Als ik vraag wanneer een jeugdspeler voor het laatst buiten heeft gespeeld, is het antwoord “lang geleden”. En áls ze dan hebben gevoetbald, dan is het op het internet. Wij kwamen pas naar binnen als onze ouders ons naar binnen wilden hebben voor het eten, daarna mochten we niet meer naar buiten. Nu kopen ouders liever een Playstation voor hun kinderen dan een bal. Dat vind ik jammer.'
Wat is volgens jou het belang van voetballen op straat?
'Men zit te veel thuis. Ze zijn niet in beweging. Door buiten te spelen ben je actief bezig, waardoor je geen stijve spieren krijgt. Ik heb voor het eerst in mijn leven meegemaakt dat er groeipijn bestaat. In mijn tijd speelde je door tot je voet eraf viel. Pas dan kon je niet meer verder. Op straat heb je daarnaast geen regels. Je moet je mannetje kunnen staan, dat maakt je harder en slimmer. Je leert je tegenstander imponeren. Je moet ook op straat voetballen om een bepaalde basistechniek te krijgen. Er zijn kuilen en hobbels. Je techniek verbetert.'
De straat is natuurlijk anders dan gras. Hoe denk jij over het kunstgras waar vaak op wordt gespeeld?
'Negen van de tien voetballers kiezen voor gras. Maar het zij zo. We moeten ons aanpassen. Maar mijn jongens zijn eraan gewend. Als we op gras spelen of trainen, hoor je hier en daar teleurstellingen. Op kunstgras speelt iedereen foutloos. De kinderen van nu zijn niets anders gewend. Ze hebben het vanaf het begin voorgeschoteld gekregen. Ze weten bijna niet hoe ze op gras moeten acteren. Ik vind het niet lekker spelen, omdat ik als verdediger niet mijn slidings kan maken. Aan de andere kant leer je je daardoor beter positioneren. Na twee slidings en een open been, denk je de derde keer: dat doe ik niet nog een keer. Er zitten voordelen en nadelen aan, ook gezien het weer.'
Volgend jaar gaan jullie over naar gras op het hoofdveld, toch?
'Ja, in mijn ogen is dat goed. Volgend seizoen gaan we daarom niet meer trainen in het stadion. Dat is ook alleen maar positief. Dan hebben de jongens een doel om naartoe te streven. Toen ik bij Ajax kwam, zag ik dat stadion, De Meer. Toen dacht ik: daar wil ik later spelen. Zo moeten zij eenzelfde doel hebben. Waar wil ik straks spelen? Daar in het stadion. Nu trainen we er elke dag. Het wordt te gewoon.'
Hoe zou jij je eigen tijd in de jeugd van Ajax beschrijven?
'Ik heb fantastische jaren bij Ajax gehad. Van de jeugd tot het eerste. Het is iets magisch bij Ajax. Je voelt je superman in het wit-rood-wit. We daagden elkaar uit als het om voetbal ging, waardoor we elkaar beter maakten. We dachten aan één ding: voetbal. We deden er alles aan. Er was één gespreksonderwerp: voetbal. In de tram na school begon het. “Vandaag zal je zien wat ik ga doen. Je gaat mij niet passeren.” Als andere jongens naar het eerste gingen, dacht ik: wacht eens, dat moet ik ook kunnen. Voor mezelf zette ik een uitdaging. Ik vond het klote als een teamgenoot de stap omhoog maakte en ik niet. Ik dacht niet aan randzaken. Niemand kon mij beïnvloeden. Ik was gefocust.'
Na een aantal jaar in de jeugd stond je plots tegen PSV in de basis. Hoe ging dat?
'Het kwam als een verrassing. Het was op een donderdag of vrijdag. We waren klaar met de eerste helft van het seizoen. De trainer (Louis van Gaal, red.) wilde mij op kantoor zien. Ik dacht voor het wensen van een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar. Ik zou namelijk naar Afrika gaan met mijn ouders. “Hoezo ga je naar Afrika? Niets daarvan! Ga maar even zitten. Ik heb nieuws voor je. Jij speelt tegen Luc Nilis”, riep Van Gaal. Ik dacht dat het een grap was. Maar Van Gaal vond dat ik het tweede was ontgroeid. Het was een droomwedstrijd. Ik besefte het niet, maar het was echt zo. Thuis in de basis in de ArenA. We verloren helaas met 1-2. Toch was het heel leuk. Het ging zo snel. Niet te omschrijven. Ongelooflijk om mee te maken. Mijn harde werk en lol in het voetbal werden bekroond.'
In plaats van tussen de beloften stond je tussen grote mannen als Witschge en De Boer.
'Door hen kon ik mij aanpassen aan het niveau. Naast Rijkaard spelen was uniek. Dat was mijn idool van kleins af aan. Op een dag stond ik naast hem. Rijkaard zag ik als een voorbeeld. Als ik naar hem kijk, word ik alleen maar beter, dacht ik. Het was een droom om hem al te zien. Laat staan om naast hem te spelen. Op een dag zie je hem dan staan. En het kan ook niet fout gaan. Ik kon niets fout doen.'
Een titel en twee bekers later vertrok je naar NAC. Waarom deze keuze?
'Ik kwam niet voor in de visie van Jan Wouters. NAC moest promoveren. Dat vond ik spannend om mee te maken. Op die manier kon ik ook de Eerste Divisie meemaken. Dat is goed gelukt met de promotie in het eerste jaar. Maar bij NAC heb ik wel leren verliezen. De andere kant van het muntje kende ik niet. Toen ik in Breda kwam, verloor ik in een keer drie keer achter elkaar. Dan had ik een maand lang hoofdpijn. Waar was ik beland? Zij waren het gewend. Ik won altijd. Het was daarom niet makkelijk voor mij in het begin. In de jeugd had ik het ook niet meegemaakt. Wij winnen, klaar. Maar denk niet dat ik het daardoor niet kon waarderen. Elke keer was ik blij als ik won, ook als het voor de zesde keer op rij was.'
De Ajaxfans konden jou ook wel waarderen, gezien jouw eigen aanmoediging: Kofi 'met gebak' Mensah.
'Ze vonden mij vrij hard. Ik was niet groot, wel slim. Als ik erin moest kletsen dan deed ik dat. Ik trok mijn been niet terug en was voor niemand bang. Ik denk dat ze door mijn hardheid een liedje hebben verzonnen. Ik hoorde het zelf niet. Als je op het veld staat en de scheids fluit, dan hoor ik niemand meer. Wel mijn medespelers, verder alleen geluid. Mijn focus is niet daarop. Daarom vind ik het vreemd als een speler het heeft over een belediging vanuit het publiek. Ik heb nog nooit iemand iets horen roepen. Achteraf hoorde ik dan over spreekkoren richting en/of over Jan of Piet. Maar ik was negentig minuten met de wedstrijd bezig. Je voelt en het helpt wel hoor, het publiek. Alleen niet letterlijk wat ze roepen of zingen.'
Geldt dit dan ook voor bijvoorbeeld oerwoudgeluiden?
'Apengeluiden vind ik uiteraard niet kunnen. Maar het is niet het hele publiek. Je hebt altijd een paar idioten, die de boel willen verzieken. Mensen die geen verstand hebben van voetbal en naar het stadion komen. Die moet je eruit pikken en straffen. Zelf heb ik het niet meegemaakt, maar mocht het een keer zou zijn gebeurd, dan heb ik het dus niet gehoord.'
Een volgende club van jou, ADO Den Haag, staat ook bekend om een betrokken aanhang. Hoe was dat als ex-Ajacied?
'Het is een hele warme club bleek later. Zoals de supporters van Den Haag zijn, had ik ze nog nooit meegemaakt. Dat was iets anders. Nadat we een keer verloren hadden bij Excelsior, waren de supporters op zijn zachtst gezegd niet zo blij. Toen hebben ze ons opgewacht bij het stadion. Moesten we tot half vier in de ochtend blijven. Eng wel. Grote, uitpuilende ogen en met knuppels. Als ik nog een keer ruzie heb, dan bel ik naar Den Haag, haha.'
Hoe kwam je eigenlijk bij ADO terecht?
'Henk ten Cate wilde bij NAC niet werken met mij. Ik heb nooit meer gevraagd hoe dat zat, maar op de trainingen en tijdens wedstrijden was het wel duidelijk. Na mijn vertrek zat ik een keer te vissen bij De Meer. Opeens ging mijn telefoon. Was het Rinus Israel, die ik als trainer had gehad bij de jeugdelftallen van Oranje. Hij vroeg wat ik aan het doen was. “Trainer, ik ben aan het vissen man. Lekker aan het hengelen. Wat is er aan de hand?” Toen moest ik gelijk naar Den Haag komen. De papieren waren gelijk in orde. Super snel werd er getekend. Dus ik kon weer lekker voetballen. Later kwam het besef dat het om ADO Den Haag ging. Maar dat was minder belangrijk. Ik kon weer het spel spelen, en dat bij meneer Israel.'
Over de gekste move hebben we het nog niet gehad: Cyprus
'Wooter speelde op Cyprus en wilde mij erbij hebben. De rechtsback en centrale verdediger daar waren niet goed genoeg vond Wooter, maar de trainer en de club deden niets, dus heeft hij mij persoonlijk gebeld of ik wilde komen. Daar had ik wel oren naar. Dezelfde dag nam ik het vliegtuig. Spullen pakken en gaan. Moest ik vier dagen stage lopen, maar na een training kon ik al gelijk tekenen. Het niveau wordt onderschat in Nederland. Het niveau is namelijk hoger dan hier in Nederland. Het gaat misschien wel twee keer zo snel als hier. Het is alleen dat niemand daar graag wil voetballen. Maar het is zo goed, dat ik het raar vind dat er weinig clubs actief zijn in Europa. Ik was daar niet om af te bouwen. Sterker nog, om eigenlijk nog een stapje te maken. Maar die stap kwam niet. Mijn eindstation was hier, bij Omniworld (vroegere naam Almere City, red.). Ik kon nog naar RBC Roosendaal, Vitesse en Willem II. Maar financieel kwamen we er niet uit. Ik bleef trainen, maar wedstrijdfit was ik niet meer. Toen vond ik het goed zo.'
Finn Dekker (Twitter: @FinnDekker | e-mail: f.dekker@ajaxshowtime.com)
Lees hier alle voorgaande verhalen van de rubriek 'Uit het Oog' terug.
Plaats reactie