Stel je voor: je hebt vanuit je thuisland Argentinië op tv de Champions Leaguecampagne '18/'19 van het overzeese Ajax gevolgd. De grote ster van dat avontuur, Frenkie de Jong, wordt aan het grote FC Barcelona verkocht. Vervolgens hoor je van je zaakwaarnemer dat je van Defensa y Justicia de stap naar Ajax kan maken. Hier denk je geen twee keer over na. Je doet dit, en niet veel later speel je op de positie van de vertrokken De Jong. Ga er maar aan staan. Het overkwam Lisandro Martínez, die vervolgens, op geheel eigen wijze, menig Amsterdams hart wist te veroveren.
Exact een jaar later is alles anders. Waar Ryan Gravenberch in het seizoen '19/'20 nog voorzichtig werd gebracht, zag men de jongeling in de voorbereiding op het seizoen '20/'21 overtuigend een basisplaats veroveren. Dit ging ten koste van Martínez. De Argentijn keek stilletjes vanaf de bank toe hoe een jeugdproduct van zijn werkgever zijn positie met verve invulde. Waar zijn Latijns-Amerikaanse broeder Edson Álvarez, evenals kersverse aankopen Mohammed Kudus en Davy Klaassen, wél als (controlerende) middenvelders werden gezien, gold dat voor de Argentijn absoluut niet meer. Trainer Erik ten Hag sprak meerdere malen uit dat Martínez het loopvermogen niet zou hebben voor een positie op het middenveld en beter uit de verf komt als centrale verdediger, en daarom de concurrentie met Daley Blind aan moest gaan.
Het seizoen vorderde en het verging Ajax aardig tot goed. Het gat met de concurrentie was op de ranglijst nog niet geslagen doordat de onderlinge confrontaties nog moesten plaatsvinden, maar een ieder zag de kwaliteitsverschillen tussen Ajax en de rest. Hierbij stonden de posities van Gravenberch en Blind zo ongeveer als laatste ter discussie. Gravenberch groeide al snel uit tot een belangrijke spil in het positiespel van zijn oefenmeester. Ook Blind, die terugkeerde van een blessure, drukte gedurende het seizoen steeds meer zijn stempel op de opbouw en het directe aanvalsspel van de Amsterdammers. De achterban was, met recht, content met en trots op deze twee Ajacieden in hart en nieren in de as. Toch merkte je dat er onder de fans een ongestilde honger zachtjes in de onderbuiken rommelde. De honger naar de Argentijnse slager, die zelf liever pitbull wordt genoemd, Lisandro Martínez.
Martínez ís een slager. Of hij dat nu wil of niet. Echter, hij is dit wel puur en alleen in de goede zin van het woord. Anders dan andere voetbalslagers is Martínez verfijnd, gecontroleerd, bekeken en technisch. Parttime slager moet ik hem misschien noemen. Freelance. Keihard en vol overtuiging, maar op de juiste momenten, en niet wild. En waar ik niemand blessures gun, ben ik toch verdomd blij dat er in een seizoen altijd meer dan elf spelers belangrijk zijn. Door een aantal blessures, schorsingen en speciale Champions League-tactieken van Ten Hag heeft ‘onze’ Argentijnse slager een ware renaissance doorgemaakt.
Vooral na het wegvallen van Blind en de intrede van een lichte dip bij Gravenberch, nam de Argentijn verantwoordelijkheid en verzorgde hij als centrale verdediger de regie in de eerste fase van het Ajax-spel. Strakke passes tussen de linies, chipjes erachter, pirouettes, schijnbewegingen, één-tweetjes met collega’s, Martínez is er de laatste maanden niet vies van gebleken. Daarnaast bracht hij een flinke dosis branie en grinta in de ploeg, een aanstekelijk gevoel dat vaak oversloeg op zijn kompanen die dit in mindere mate al van nature bezitten. De naam die hij zichzelf zou toedichten, pitbull, doet hem ook niet genoeg eer aan. Martínez is een slot op de deur, een regisseur, een parttime slager en bovenal een echte kampioen.
Reinand Visscher (Twitter: @Reinandvzr | e-mail: r.visscher@ajaxshowtime.com)
Plaats reactie