Door de jaren heen is er altijd volop geschreven over het wel en wee van Ajax en zo zijn daar ook talloze boeken uit ontstaan. Verhalen die menig Ajacied nog tot in lengte van jaren blijft herinneren, maar ook nieuwe inzichten uit eerdere gebeurtenissen worden vaak tot boekvorm verheven. In de 'Ajax Boekenkast' spreken we met auteurs van Ajaxboeken die onderdeel uitmaken van de recente en minder recente historie van de club. In deel 2: 'Tussen Godenzonen: Een jaar lang Ajax' van Auke Kok, over het Ajax-seizoen 2012/13.
Auke Kok is journalist, schrijver en columnist. Door de jaren heen schreef hij meerdere boeken over oorlog, geschiedenis en sport. In 2019 kwam Johan Cruijff: De Biografie uit, welke genomineerd werd voor de Nico Scheepmaker Beker voor beste sportboek van 2019.
Voor een gesprek met Kok over 'Tussen Godenzonen: Een jaar lang Ajax' schuiven we aan in Café Nassau in Amsterdam. Terwijl de lunch nog in volle gang is, vertelt de auteur waarom hij graag een boek over Ajax wilde schrijven. ‘Ik had het idee al langer in mijn hoofd. Alle sportonderwerpen waarover ik schrijf zijn eigenlijk geïnspireerd door Engelse en vooral Amerikaanse schrijvers. Mijn eerste sportboek, over 1974, was eigenlijk naar de analogie van dat soort boeken dat al zeker sinds de jaren zeventig in Amerika wordt uitgegeven. Het fascinerende aan die Amerikaanse aanpak vind ik dat ze sport niet als een geïsoleerd onderwerp beschrijven, maar als teken van de tijd. Volkssporten, zoals honkbal in Amerika, drukken altijd iets uit van de tijdsgeest. Dan las ik dat soort boeken, die dan over honkbal of basketbal gingen, maar die gingen eigenlijk over een tijdperk en de samenleving. Dan wordt het voor mij boeiend. Om ook iets te voelen van de jaren zeventig en tachtig.’
Zijn historische interesse wilde Kok graag vertalen in een sportboek. ‘Wat die Amerikanen ook vaak doen is een heel seizoen lang een team volgen. Dan heb je het niet over het verleden, maar over het nu. Ik ben hieraan ook begonnen vanuit het idee dat als je een selectie volgt, dan kan je ook een schets maken van de tijd waarin we leven. Dus ik wilde gewoon een club volgen. Ik woon in Amsterdam en had toen een dagelijkse column in Het Parool over het leven in de stad. Dus voor mij stond al wel vast dat dit Ajax moest zijn. Ook omdat ik door die columns aan Amsterdam gebonden was.’
Voordat Kok aan zijn Ajax-ontdekkingsreis kon beginnen, was eerst toestemming nodig van de Amsterdamse club. Dat ging volgens de schrijver niet zonder slag of stoot. ‘Toen ben ik gaan bellen met Miel Brinkhuis. Die kende ik al, omdat ik al regelmatig over voetbal schreef. Het was wel gelijk een soort wake-up call. Het eerste woord dat ik opmerkte in zijn reactie was “belang”, in de zin van: Welk belang hebben wij daarbij? Er blijkt dus een heel protocol te zijn om met spelers te kunnen praten. Zo’n verslag van een seizoen wordt pas interessant als je dicht bij de spelers kan komen en ze ook kan observeren. Toen zei Miel: Er valt wel over te praten als we het bij Ajax uitgeven. Toen zei ik: Nee, zo werk ik nooit. Ik werk altijd onafhankelijk. Toen zei hij: Dan wordt het wel lastig en kan ik je er niet bij helpen. Maar het staat je natuurlijk vrij om het aan de spelers zelf te vragen. Dan moet je maar kijken of het lukt. Toen kreeg ik een heel college over hoeveel aanvragen er zijn voor die spelers. Dat was in die jaren al astronomisch toegenomen. Als je in de jaren tachtig en negentig regelmatig over voetbal schreef en Ajax speelde een belangrijke Europacupwedstrijd, stuurde je gewoon een fax naar de persafdeling het Olympisch stadion en kreeg je een paar dagen later gewoon een kaartje toegestuurd.’
Kok vertelt dat hij voor zijn boek vooral de medewerking van de Ajax-selectie nodig had. Hiervoor zat hij na de wedstrijden steeds dicht op de spelersgroep. ‘Om te beginnen was ik er steeds als een soort fly on the wall bij in de Mixed Zone. Dan sta je in een soort circus met vaak clichématige vragen. Dan stel je regelmatig een vraag aan een speler en dan gaan ze je gezicht herkennen. Volgens mij heeft Miel de selectie wel ingelicht als ik me goed herinner.’
'Ik heb eerst wat Ajax-watchers lastiggevallen'
Nadat Ajax het plan van Kok had aanvaard, moest hij naar eigen zeggen de hulp inroepen van een aantal volgers van de club. ‘Ik ben geen specialist hierin, dus wat ik als eerst doe is contact zoeken met deskundigen, collega’s. Dat was in dit geval Bart Vlietstra, die toen Ajax volgde. Vier dagen later was toen al het begin van de voorbereiding in De Lutte. Daar heb ik de hele tijd met Bart zitten praten en dit soort mensen wijdden mij dan in.' Ook binnen Ajax wist Kok de juiste mensen te vinden om informatie in te winnen. 'Dan loopt David Endt daar rond, die ik al heel lang ken. Het helpt vaak wel als je al wat langer meedraait en al mensen kent. Ik heb toen wat Ajax-watchers lastiggevallen, zodat ik een beetje kon thuiskomen in hoe zo’n selectie reilt en zeilt. En via Miel kon ik wel, met een beetje geluk, kaartjes voor Ajax-wedstrijden krijgen. Maar of die spelers mee wilden werken, moest ik zelf uitzoeken.’
De eerste speler die Kok opviel tijdens het trainingskamp in de zomer was linksbuiten Derk Boerrigter. Een vreemde eend in de bijt, zo bleek. ‘Dan ga je observeren en mij viel op dat Derk Boerrigter een beetje anders was dan de rest. De meeste spelers liepen na de wedstrijd turend op hun mobiel en met hun sporttas op wieltjes achter zich aan langs de pers, bijna wegkijkend. Boerrigter keek om zich heen. Toen dacht ik: dat is interessant. Deze jongen is anders. Dus ik heb hem eens aangesproken en hij is niet op zijn mondje gevallen. Hij leek het wel leuk te vinden, dus toen heb ik gevraagd: Derk, zullen we eens praten? Dat was goed. Dan heb je al snel contact met een buitenbeentje, want hij leek er binnen de selectie een beetje half in, half uit te liggen. Hij was heel dankbaar en nog een leuke jongen ook. Ik geloof dat ze hem in de selectie niet altijd een even leuke jongen vonden, maar ik had leuk contact met hem. Ik ben later dat seizoen ook een paar keer bij hem thuis geweest.’
'Boerrigter lag er buiten, omdat ze hem soms een beetje een piepneus vonden'
Niet alleen Boerrigter onttrok zich volgens Kok aan het grote geheel. Ook toenmalig reservedoelman Jasper Cillessen trok de aandacht. ‘Ik vond het fanatisme van Cillessen heel interessant. Nog steeds. Hij heeft iets fanatieks over zich heen waardoor hij ook mensen van zich vervreemdt. Wat recentelijk bij het Nederlands elftal natuurlijk ook weer is gebeurd. Ik vind mensen die een wat andere houding hebben al snel interessant. Hij was toen reservekeeper achter Kenneth Vermeer en mocht toen voornamelijk de bekerwedstrijden spelen', herinnert Kok zich. 'Maar ook Boerrigter vond ik interessant, ook omdat ik in hem de potentie zag om echt weer een ouderwetse Ajax-achtige buitenspeler te zijn. Hij lag er duidelijk een beetje buiten, omdat ze hem soms ook wel een beetje een piepneus vonden, geloof ik. Maar die jongen kon wel wat. Dus dat moet je als technische staf ook wel kunnen bijhouden. Op dat gebied was het wel een wonderlijk jaar en zag ik de begeleiders rondom dat team ook zoeken naar de juiste houding. Ik heb het gevoel dat dit sinds de jaren van Overmars een stuk stabieler is geworden.’
Kok vertelt dat hij veel verschillende types voor zijn boek wilde spreken om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de spelersgroep. ‘Ik wilde een goede afspiegeling van de selectie hebben: keeper, verdediger, middenvelder, aanvaller. Maar ik wilde niet alleen de topspelers hebben, maar ook ander soort types. Daarom heb ik ook besloten om mee te gaan naar Brazilië op trainingskamp in januari. Dan ben je maar met een heel klein clubje pers erbij, een man of vijf. Je ziet de spelers dan buiten hun comfortzone', legt Kok uit. 'Tijdens het seizoen is het allemaal heel geprotocolleerd, dus die spelers doen allemaal overeenkomstig wat er van ze verwacht wordt. Het is daarin net zo clichématig als wanneer je ze op het veld ziet, dat standaard juichen met die knieën door het gras naar de zijlijn. Sport is volkscultuur en daarin doen mensen elkaar na. Maar je wil als journalist juist achter die façade van standaarden kijken.’
Op het trainingskamp in Brazilië werd voor Kok nogmaals bevestigd dat voetballers het liefst in een veilige omgeving blijven. ‘Wat ik me nog kan herinneren is dat ze naar een favela gingen, zo’n buitenwijk waar drugs gehandeld worden. Dan zie je dat die jongens (van Ajax, red.) in een hele steriele omgeving leven bij zo’n club. Alles wordt door de teammanager geregeld en er werd binnen de lijntjes gekleurd. Het was ook een hele correcte spelersgroep. Weinig sterke persoonlijkheden, dus dat was een beetje pech voor mij. Het voetbal was ook nog eens niet al te sprankelend. Ze werden wel weer kampioen, maar ik ben in het boek kritisch op de speelwijze. Waar ik volgens mij vrij vroeg mee was, want niemand had het erover, omdat ze onder Frank de Boer alsmaar wonnen. Maar een trainer moet ook ruimte bieden aan paradijsvogels, wat Ten Hag zo ijzersterk deed', is Kok van mening. 'Het is de kunst om juist de rare, afwijkende creatievelingen in je team te hebben. Ten Hag deed dat trouwens bij FC Utrecht al heel goed, maar dit was duidelijk een minpunt bij Frank de Boer.’
'Een speler als Tadić was er toen niet'
Het ontbreken van "paradijsvogels", zoals de auteur ze noemt, zag Kok ook terug in de wedstrijden die Ajax in 2012/13 speelde. ‘Het viel me op dat ze in veel wedstrijden niet zo sterk begonnen. Ze kwamen nooit met het schuim in de mondhoeken het veld op. Alsof ze pas echt passie kregen als het moest, ook in wedstrijden zelf. Nu is Tadić een speler die daarvoor zorgt, maar zo’n speler was er toen in mijn ogen niet. Dat zorgde ervoor dat ze in mijn ogen pas na de winterstop, toen het moest, die passie kregen van: het is nu of nooit verdomme, kom op! Dat zouden ze idealiter gelijk moeten hebben.’
Tegenover de komst van onder meer Lasse Schöne, Christian Poulsen en de terugkeer van Ryan Babel stond in de zomer het vertrek van jeugdproducten Jan Vertonghen, Vurnon Anita en Gregory van der Wiel. ‘Dat heeft het vuur niet bevorderd', stelt Kok. 'Je hebt mensen nodig die verder gaan dan het vechten voor hun eigen plek. Dat zag je toen naar mijn idee niet. Je had toen Siem de Jong, Christian Eriksen en Toby Alderweireld, maar dat waren niet de jongens waarvan de invloed veel groter was dan wat ze zelf deden op het veld. Dat gehalte wordt ook zwakker als je mensen van buitenaf haalt. Het nadeel van internationalisering is dat je minder jongens hebt waarbij de club in hun zit. Dat kan wel met een buitenlander, maar die moet er dan al wel een tijd zijn. Ik ben benieuwd wat er gaat gebeuren als Tadić een keer gaat afhaken. Niet alles kan van de coach komen. Die kan niet in zijn eentje voor passie zorgen. Het moet ook in de spelers zelf zitten.’
Een seizoen eerder barstte de bom binnen de club na de Fluwelen Revolutie. Kok maakte van dichtbij mee hoe onder meer de trainer met de situatie omsprong. ‘Het was net na die interne oorlog. Daar merkte je in zoverre wat van dat Frank de Boer, zodra de naam Cruijff viel, altijd op zijn hoede was en vooral beleefde dingen zei. Volgens mij wist iedereen wel dat Frank de Boer eigenlijk een Louis van Gaal-discipel was. Maar volgens mij werd je toen, bij wijze van spreken, uit de club gezet als je niet een paar lieve woorden over Johan zei. Dat deed Frank dus ook braaf. Bovendien is het ook niet zo lastig om een paar aardige dingen over Cruijff te zeggen. Maar dat deed Frank heel tactisch, terwijl hij gewoon een Van Gaal-volgeling is. Daarnaast werden de verschillen tussen Cruijff en Van Gaal enorm opgeblazen, terwijl de overeenkomsten vele malen groter zijn tussen die twee. De pers vergroot alles weer, maar het ging eigenlijk nergens over, omdat ze praktisch voor hetzelfde voetbal stonden.’
'Dat idiote Technisch Hart, wie haalt dat in zijn hoofd?'
In 2012/13 stond het toenmalige Technisch Hart, aangewezen door Cruijff, nog altijd overeind. Kok noemt deze ontwikkeling tien jaar na dato nog altijd een slechte zaak voor de club. ‘De leiding was natuurlijk nieuw. Van der Sar is natuurlijk geen nadrukkelijke persoonlijkheid, toen al helemaal niet. Ze zaten toen nog met dat idiote Technisch Hart. Wie haalt dat in zijn hoofd? Ik ben Cruijff-biograaf en een groot bewonderaar, maar dat wil niet zeggen dat alles wat onze sportheld bedacht heeft ook geniaal was.' Ook hoger in de organisatie ontbrak het volgens Kok aan goede leiding. 'Hans Wijers was toen de voorzitter van de Raad van Bestuur, die komt uit het bedrijfsleven. Als iemand het belang wist van transparantie en eenvoud in een hiërarchie, dan was het Hans Wijers. En hij deed er niks aan. Hij durfde gewoon niet vanwege dat hele machtsblok van Cruijff, De Telegraaf en Jaap de Groot, wat maffiose trekken had trouwens. Ook dat assistent-trainer Dennis Bergkamp via dat Technisch Hart een soort baas was van Frank de Boer… Dat kan toch nooit goed gaan? Dat schept onduidelijkheid en een onveilig klimaat, omdat mensen niet weten waar ze aan toe zijn.’
Ajax werd op 5 mei 2013 kampioen van Nederland na een 5-0 overwinning op Willem II. De persoon die het seizoen misschien wel het best symboliseert is Viktor Fischer. De Deen, die tijdens het seizoen zijn doorbraak beleefde, siert de voorkant van het boek. ‘Hij brak toen door en Frank de Boer was dol op hem. Ajax leek eindelijk weer een echte topaanvaller uit de eigen jeugd te hebben, iedereen helemaal blij. Hij speelde toen onder andere Boerrigter uit het elftal, ze vonden hem (Fischer, red.) ook duidelijk een leukere jongen. Hij piepte nooit, maar is het toch niet geworden. Ik zie hem nog in de Grolsch Veste met een rugzakje om fluitend door het stadion lopen. Helemaal vol zelfvertrouwen en flair.’
'Op de Future Cup zag ik Cerny en ik viel echt van mijn stoel'
Niet alleen in het eerste elftal blonken tijdens het seizoen 2012/13 jonge talenten uit. In de jeugd zag Kok een piepjonge Tsjech uitblinken tijdens de ABN-AMRO Future Cup. ‘Wat bij mij tot opwinding leidde, tijdens het Future Cup-toernooi in april zag ik Vaclav Cerny. Hij was toen vijftien. Toen viel ik echt van mijn stoel. Daar stond ik niet alleen in. Ik dacht echt: what the fuck is dit zeg? Solo’s, passes, schieten en hij was snel en bewegelijk', somt Kok vol bewondering op. 'Hij sprak toen nog geen Nederlands, maar het was wel een leuke jongen. Ik heb hem toen ontmoet, want ik dacht: die jongen moet ik spreken. Daarna heb ik hem jarenlang gevolgd en gesproken. Een half jaar later sprak hij Nederlands. Maar hij is het ook niet geworden. Hij is nu eindelijk een beetje geland bij Twente, maar ik zie het geen topvoetballer meer worden. Hij dacht dat hij naar Real Madrid zou gaan en Cristiano Ronaldo was zijn voorbeeld. Iedereen voorspelde hem een grote toekomst. Je had toen dat trio met Cerny, Van de Beek en Nouri. Dat was het gouden trio van de A1. Dat waren drie Europese topvoetballers in spe, maar zo zie je maar weer hoe vergankelijk het allemaal is.’
Niet alleen sprak Kok met spelers tijdens het seizoen. Ook naasten van de Ajacieden komen in het boek aan het woord. ‘Ik was ook heel blij met die gesprekken die ik gevoerd heb met die ouders. Dat is volgens mij echt iets van nu. Vroeger was het absoluut niet zo dat ouders meekeken over de schouders van die jongens. Ik zie nog die vader van Viktor Fischer voor me. Ik geloof dat hij achttien uur in de auto gezeten had om de training van zijn zoon te kunnen zien op De Toekomst. Dat was iets dat bij mijn generatie echt uitgesloten was. Dat is niet alleen in het voetbal zo, maar waarin een sportteam de tijdsgeest weerkaatst.’
Uiteindelijk presenteerde Kok in 2013 zijn boek aan het publiek. 'Ricardo van Rhijn was nog eregast bij de presentatie', weet de schrijver nog. 'Een hele leuke jongen overigens. Helaas heeft hij de top ook niet gehaald. De reacties op het boek waren eigenlijk anders dan ik had verwacht. De verkoop ging prima en het boek heeft meerdere malen op de bestsellerslijsten gestaan. Maar het werd onmiddellijk opgevat als een soort Ajaxfanboek. Dat heb ik onderschat. In Brabant durfden winkeliers het niet in de etalage te leggen uit vrees voor stenen door de ruit. Het is ook helemaal niet bedoeld als fanboek en ook niet onkritisch. Ik probeer altijd wel afstand te houden ten aanzien van mijn onderwerp. Ik zoom in, maar ook weer uit. Maar het is volgens mij alleen onder Ajaxfans verkocht’, lacht Kok. ‘En die zullen ook niet allemaal blij zijn met de kritische noten, maar ik heb heel veel leuke reacties gehad. Mensen vonden dat het een heel mooi inzicht gaf in de spelersgroep en de mechanismen die daar in spelen. Dat was ook de eerste opzet. Ik hoopte dat het ook een goed inzicht gaf in hoe die spelers leven, want ze leven natuurlijk wel in een aardige bubbel. Wie ook vol lof was: Peter R. de Vries. Die twitterde er ook over: Zulke researchboeken zien we eigenlijk nooit over voetbal in Nederland. Hij vond het heel mooi.’
Brent Tomassen (Twitter: @Brent_Tomassen | E-mail: brent.tomassen@gmail.com)
Meer Ajax Boekenkast:
Deel 1: 'Een student had mijn stuk over Real Madrid-Ajax op het toilet hangen'
Plaats reactie