Arnold Scholten had graag gezien dat Ajax meer actie had ondernomen tegen het dopinggebruik van de spelers van Juventus tijdens de finale van de Champions League in 1996. In 2004 werd al duidelijk dat Juventus-clubarts Riccardo Agricola tussen 1994 en 1998 doping heeft verstrekt aan voetballers en in 2013 concludeert een Italiaanse wetenschapper in het programma Andere Tijden Sport op basis van nieuw onderzoek naar de bloedwaarden dat de spelers van Juventus in de finale tegen Ajax epo hadden gebruikt.
Scholten, die invaller was in de finale, zag dat het Ajax in de eindstrijd ontbrak aan fitheid. 'Het was best een bewogen jaar, met aardig wat successen', zegt hij in een interview met het Brabants Dagblad. 'We wonnen de Nederlandse en Europese Supercup, de wereldbeker en werden kampioen. In de finale ontbrak daardoor de échte frisheid en waren een paar jongens niet in hun beste vorm. Juventus won die wedstrijd ook terecht, al waren we er zó dichtbij.'
In 1996 merkte Scholten al dat de spelers van Juventus een stuk fitter waren. Aan doping dacht hij echter nog niet. 'Daar hoorde ik later pas over. Het is wel een beetje raar dat daar niks meer mee gedaan is, ook vanuit Ajax. Als dat soort dingen spelen, moet je toch wat meer daadkracht tonen', geeft Scholten aan.
Uiteindelijk gebeurde er niets en zodoende staat de Champions League-winst van 1996 nog altijd op naam van Juventus. 'De Champions League was fantastisch: volle stadions, aandacht van de pers. En zeker in die finale wist je dat de hele wereld meekeek. Daar doe je het voor, al blijft de finale voor mij toch vooral een dieptepunt. Ik kijk er niet lekker op terug.'





































Plaats reactie