De spits Rydell Poepon kwam op zestienjarige leeftijd via Zeeburgia bij Ajax terecht, maar wist nooit door te breken in het eerste van de Amsterdammers. De geboren Amsterdammer speelt nu bij het Turkse Boluspor en spreekt met Ajax over zijn tijd bij de Amsterdammers.

De stap van de amateurs naar Ajax viel Poepon zwaar. 'Ik voelde een enorme druk en wist eigenlijk niet goed hoe ik daarmee om moest gaan. Ik raakte al snel geblesseerd, iets wat volledig nieuw voor me was. Het was aanpoten voor me. Het ging opeens niet meer vanzelf, maar juist bergafwaarts. Blind was op dat moment naast de trainer van de A1 ook hoofd jeugdopleiding en zei: ‘'Maak je geen zorgen, ik weet wat je kan en volgend jaar komt er hoe dan ook weer een kans’'. Dat hielp me veel.'

In het seizoen 2005/2006 stond Sonny Silooy aan het roer bij de A1. Poepon kon goed met Silooy overweg. 'Sonny was zó grappig. Ik weet nog dat toen we kampioen werden ik eigenlijk geblesseerd was. Tijdens de kampioenswedstrijd zat ik wel op de bank, maar ik zou niet spelen omdat ik niet eens kon sprinten. We stonden al flink voor dus Sonny besloot om me toch te laten invallen. Hij zette me bewust aan de kant van zijn dug-out. Het enige wat ik kon doen was een beetje heen en weer lopen en praten met hem.'

Uitgebleven doorbraak 

Van een doorbraak in het eerste elftal kwam het nooit. Toenmalig trainer Henk ten Cate zag het niet zitten in de jonge spits. 'Ik scoorde veel en was zelfs topscorer in de competitie van het tweede. Mijn manager kwam Ten Cate tegen op een feestje en vroeg waarom hij me nooit opstelde. Zijn antwoord was: '‘Rydell is geen spits voor Ajax 1’'. Dat was een fikse tegenvaller.'

Poepon vertrok zonder ooit een officieel debuut te maken en speelde in de seizoenen daarna voor meerdere Eredivisie-ploegen als Willem II, Sparta Rotterdam, De Graafschap, ADO Den Haag en NAC Breda. Daarna ging hij naar het buitenland en nu speelt hij in Turkije. Voorlopig ziet Poepon zichzelf nog doorgaan. 'Ik sta open voor andere clubs en voel dat ik het profvoetbal lichamelijk nog goed aankan.'